De theoloog onderzoekt, en doet dat aan de hand van verhalen. Want een theoloog is weliswaar geen historicus, maar wel een persoon, die uit interesse voor de religies terugkijkt op wat die religies zijn en wat ze beteken(d)en.
Een theoloog kiest er zelf voor of hij er ook nog andere zaken bij doet, zoals prediken en pastoraal werk of handen uit de mouwen t.b.v. de gemeenschap waartoe hij wenst te behoren.
Over welke verhalen hebben we het dan? Om die vraag goed te begrijpen, zoals hij hier wordt gesteld moet u even met mij een aantal denkstappen maken. Allereerst, waarom zijn er verhalen? Wat is het doel? In de Griekse oudheid zo’n 600 jaar voor het begin van onze jaartelling (afgekort ‘vboj’) ontstond het geschreven verhaal. In die tijd was er grote welvaart en de Grieken hadden tijd over om na te denken. Zo ontstond de Griekse filosofie. Er ontstonden geschreven verhalen over goden, liefde, nut, genot, het goede, kortom over alle thema’s waarmee men zich kan bezighouden als de primaire levensbehoeftes zijn afgedekt. Als men tijd over heeft (slaven doen het werk, luieren, praten, denken voorbehouden aan de nietsnutten van die tijd) ontstaan verhalen.
Toen ik 10 was, vroeg ik de pastoor (ik ben katholiek), of ik in de hemel kom. Ik was zojuist gevormd in de kerk door de annuntius van de bisschop (de bisschop was verhinderd, werd me verteld). De pastoor antwoordde: “Jij komt ook in de hemel, als je je gedraagt”. De vervolgvraag die ik toen stelde beviel hem niet echt. Want die was: “Hoe weet u dat?”. Zijn antwoord is hij me nog steeds schuldig, want ik was te brutaal.
In die tijd ontstonden ook verhalen over de ‘schepper’, want het is bijna vanzelfsprekend, dat een mens, een denkend schepsel (een mens onderscheidt zich van een dier, doordat hij kan denken en verhalen kan vertellen) zich op een gegeven moment afvraagt waar hij vandaan komt. Wat is de eerste oorzaak? De oorzaak van alles wat op de wereld bestaat. Zodoende komt men al gauw op de vraag: “Wat is de eerste beweger?”. Want alles moet een eerste beweger hebben, want uit niets ontstaat niets. De mythologie vormt daartoe al snel de beste voedingsbodem en in die mythologie vinden we verhalen, die sterk lijken op de latere verhalen, die door de christenen worden verteld. Zo wordt in verhalen verklaard, hoe de mens door Prometheus wordt geschapen en het vuur van de goden wordt gestolen, waarvoor Prometheus gruwelijk wordt gestraft. (Zijn lever wordt elke dag half weggevreten, terwijl hij aan een rots is vastgeketend. En elke dag groeit de lever weer aan, en dat tot in eeuwigheid). Maar Zeus is zó boos, dat hij niet alleen Prometheus straft maar ook de hele mensheid, door Pandora te laten ‘kleien’ door Hefaistos uit water en aarde. Zij was de eerste vrouw op aarde en kreeg een kruik mee, die door een deksel afgesloten was. Zo lang de kruik dicht bleef, waren de mensen verschoond van ziekten en ellende en zouden alleen de door Pandora meegebrachte gaven (Pandora betekent ‘alle geschenken’) aan de mensen geschonken worden, zoals intelligentie, talent en manieren, deugd, liefde, creativiteit, maar ook bedrieglijkheid en schaamteloze gedachten. Je raadt het al, Pandora was te nieuwsgierig, opende de kruik, en zie, alle ellende werd over de mensheid uitgestrooid. Op de bodem van de kruik bleef ‘hoop’. Hoe erg is het wel niet, als hoop mensen wordt onthouden. Daarom treft ‘de hoop’ de mensen het zwaarst.
Een kleine 2000 jaar eerder waren rond het Middelandse-Zeegebied al dergelijke verhalen ontstaan. Deze volksverhalen zijn bewaard gebleven, doordat ze uitvoerig in schrift zijn vastgelegd, hoewel niet meteen bij hun ontstaan. Een van die verhalen vertelt het levensverhaal van Osiris.
Osiris is een godheid uit de Egyptische mythologie. Hij is de zoon van Geb, de god van de aarde, en diens zuster Noet, godin van de hemel. Hij werd na Ra koning van het Oude Egypte, dat zijn oorsprong kent rond 3300 vboj. Hij trouwde met zijn zuster Isis en samen kregen ze een zoon, Horus genaamd. De mythologisering van het verhaal van Osiris en Isis is exemplarisch voor de verhalen over schepping, leven, dood en wedergeboorte.
Seth (Osiris’ broer) was jaloers op Osiris omdat hij koning was. Daarom bedacht hij een list. Hij maakte een kist en via een leugentje moest Osiris er ‘even’ inkruipen. Seth sloot toen de kist en wierp die in de Nijl, maar Isis vond de kist terug. Seth werd woedend en hakte het dode lichaam van Osiris in stukken en gooide die over de uithoeken van het oude Egypte. Isis (Osiris’ vrouw) trok jarenlang rond op zoek naar de stoffelijke resten van haar echtgenoot. Na lang zoeken vond ze alle lichaamsdelen behalve zijn piemel (die door een vis was ingeslikt) terug en mummificeerde die tot één geheel, waarbij de piemel door een houten staak was vervangen.
Toen Alexander de Grote in 331 voor begin van onze jaartelling (vboj) Egypte veroverde en er een ‘redelijk’ stabiele wereld ontstond rondom de Middellandse zee, werden de verschillende verhalen gecombineerd tot een geassimileerde mythologie. In de tussentijd waren er ook volken, die bekend waren met die verhalen, weggetrokken uit Egypte, onder andere naar Syrie en Babylon. Onder hen ook Joodse volksstammen. Het mag geen verrassing zijn, dat zij ook bijdroegen aan de assimilatie van de volksverhalen.
Verhalen reizen slechts dán, wanneer de logistiek er zich voor leent. Met andere woorden, als er routes zijn, waarlangs verhalen kunnen reizen, dan zullen ze reizen. Routes bestaan uit noodzaak, bijvoorbeeld omdat langs de routes belangrijke grondstoffen verhandeld worden of omdat militaire troepen zich erlangs moeten verplaatsen. Handel langs die routes creëert bloeiende gemeenschappen, die groeien met behulp van tot slaaf gemaakten en gevangenen. Waar gemeenschappen groeien, ontstaat rijkdom, en waar rijkdom is ontstaan verhalen. De cirkel is rond.
Een verhaal laat zich gemakkelijker vertellen als het mond tot mond gaat. Geschreven verhalen zijn lastiger over te dragen, omdat de lezer aan twee belangrijke voorwaarden moet voldoen: Hij moet kunnen lezen, en hij moet de taal begrijpen. Mondeling overgedragen verhalen kunnen ook makkelijker door taalbarrières heen, door bijvoorbeeld het verhaal te vertellen in een theatervoorstelling, uitgebeeld op straat of op een plein. Of door tekeningen verbeeld.
Bij de bestudering van al die verhalen moet er dus rekening mee worden gehouden, hoe verhalen zich verplaatsen, waarom en hoe snel. En vooral ook waarom. Dat dat laatste lastig is te bepalen is hopelijk evident. En daar ontstaat ook de ruimte voor interpretatie, want geschreven teksten zijn altijd vanuit een context vertaald. Die context bestaat voor een groot deel uit het construct van de vertaler en het construct van de onderzoeker: Wat wil de vertaler lezen en wat wil de onderzoeker ontdekken? Daar is in historisch onderzoek niet aan te ontkomen, objectief historisch onderzoek bestaat niet en dit gegeven is essentieel.
Historisch onderzoek is het onderzoek naar gebeurtenissen, die zich in het (lange) verleden voltrokken. Er zijn grofweg vier verschillende soorten historisch onderzoek, die uitgesplitst kunnen worden in 2 keer 2: Onderzoek n.a.v. een onmiddellijk daaraan voorafgaande gebeurtenis en historisch onderzoek zonder aanleiding van een recente gebeurtenis. Ieder van die 2 soorten laat zich vervolgens weer op 2 manieren indelen: Onderzoek op basis van fysiek materiaal en onderzoek zonder fysiek materiaal. Zo ontstaat een matrix. De reden van een dergelijke indeling is handig, om gemeenschappelijke kenmerken aan te koppelen, zoals wat het onderzoek kan opleveren, voor wie, en met welke betrouwbaarheid. De betrouwbaarheid kan worden geschetst zoals samengevat in de onderstaande tabel.
X | n.a.v. gebeurtenis (1) | niet n.a.v. gebeurtenis (2) |
---|---|---|
Fysiek materiaal beschikbaar (A) | grote kans | neutraal |
Geen fysiek materiaal beschikbaar (B) | kleine kans | geen enkele kans |
Laten we voor elk van de 4 typen een voorbeeld geven:
A1: Grafkelder in Luxor ontdekt. In de kamer vele schatten, papyrus rollen en voorwerpen. Kans, dat onderzoek een hoog objectiveringsgehalte kent is erg groot, aangezien het materiaal en de aanleiding concreet zijn, en de vele onderzoekers die hier op af komen dezelfde uitgangspunten hebben, nl. dat het een grafkelder betreft met daarin mogelijk een lijk van een vooraanstaand persoon.
A2: Historisch materiaal in een museum wordt opnieuw bekeken door nieuwsgierige historici. Aangezien er geen aanleiding is, is de kans dat nieuwe conclusies worden getrokken niet aannemelijk. Hoewel, als er een nieuwe onderzoeksmethode is ontwikkeld bijvoorbeeld, kan het wel wat opleveren. Aan de andere kant, is het natuurlijk ook zo, dat opnieuw bestuderen van al bekend materiaal wellicht wat oplevert, een toevalstreffer bijvoorbeeld, of in de tussentijd is kennis vergaard over zaken, die met dit materiaal in verband kunnen staan. Vandaar dat er over de betrouwbaarheid geen uitspraak kan worden gedaan.
B1: Er is twijfel gerezen over het wel of niet bestaan van een fysieke Socrates. Wetenschappers menen aan te kunnen tonen, dat Socrates nooit echt heeft bestaan, maar een bedenksel is van Plato. We hebben van Socrates geen fysiek materiaal, alleen maar de boeken van Plato, die daar het dichtst bij komen. Daarnaast hebben we in de loop der eeuwen zowat alles boven water gekregen over Plato. De kans is daarom zeer klein, dat nieuw onderzoek betrouwbare resultaten oplevert.
B2: Bestuderen van de bijbel, met als doel nieuwe historische feiten te ontdekken. In dit geval is de enige bron de bijbel zelf en is er geen aanleiding voor een historicus om opnieuw te kijken naar historisch bewijs. De bewijsvoering is apologetisch, hetgeen wil zeggen, dat de geschriften de bron zijn en ook de basis van de historische bevindingen. Dit is vragen om moeilijkheden, voornamelijk omdat bewijsvoering alleen maar uit cirkelredeneringen kan bestaan.
Deze site bevat een uitgebreide verhandeling over B2 onderzoek en de ontkrachting van de waarde ervan. Een theoloog zou zich hier niet mee bezig moeten houden, als hij historisch onderzoek wil doen.
Terug naar de rol van de theoloog. Wat wil hij/zij weten? Wat is zijn/haar doel? Welk doel dient deze site?
Deze site voert u met alle argumenten om zo snel mogelijk welke studie dan ook met betrekking tot godsdienst af te schaffen, de charlattans te ontmaskeren, en zo snel en zo goed mogelijk de filosofie te omarmen als onderzoeksmiddel om levensvragen te bekijken. Het beantwoorden van de vragen is, de antwoorden op die vragen zijn, volledig persoonlijk en dus per definitie niet relevant voor een groep.