Kennis

Kennis is, als we Spinoza volgen, de resultante van de interpretatie van waargenomen en bedachte waarheid en die manifesteert zich in gedrag. Het zijn als het ware vastgelegde (opgeslagen, gekristalliseerde) waarnemingen die tot een interpretatie hebben geleid of kunnen leiden, die vervolgens als kennis kan worden hergebruikt. De zintuiglijk waargenomen (volgens Spinoza onbetrouwbare) kennis (K1) en de bedachte (door rede/ratio ontstane) kennis (K2) vormen volgens Spinoza de eerste 2 van 3 ingrediënten voor kennis. Er is volgens Spinoza namelijk een derde vorm van kennis: Kennis door intuïtie (K3). De minst betrouwbare en meest bij de mens gelegen vorm van kennis is K1, ‘de kennis die in de mens is ontstaan op basis van een door zintuiglijke waarneming gevormde waarheid’. Door de waarneming ontstaat kennis, die per definitie uniek is, omdat waarneming uniek is. K2 is de kennis door rede/ratio en ontstaat door waarheid, gevormd door weldenkenden. Deze kennis betreft o.a. metafysische zaken. K3 tenslotte is de intuïtie, die onmiddellijk bij geboorte aanwezig is en onveranderlijk, abstract en oneindig is. K1 kan door de toepassing van de andere twee vormen van kennis (kennis door rede/ratio en kennis door intuïtie) een toepassing krijgen, die meer waarde krijgt, naarmate deze twee kennisvormen in staat zijn om deze K1 te ‘vormen’, bij te buigen, in een keurslijf te dwingen. Zo is bijvoorbeeld de waarneming van een ‘vlinder’ zonder ‘kennis’ van de vlinder betekenisloos en kan die dus onmogelijk tot nieuwe kennis leiden. De combinatie van ratio (bijvoorbeeld: “ik weet dat daar een voorwerp door de lucht kan vliegen, dat klein is en een mooi paars kleurpatroon heeft en iets heeft dat op vleugels lijkt”) leidt in combinatie met de waarneming van “iets dat in attributen overeenkomt met die ratio” tot de waarneming en expressie: ”Ik zag een vlinder, waarschijnlijk een dagpauwoog vlinder”. Volgens Spinoza neemt de waarheid tenslotte toe in zoverre de waarneming overeenkomt met zijn essentie (de door ratio en rede gevormde waarheid). Een foto van ‘Bello’ bijvoorbeeld is waar, in zoverre hij overeenkomt met de hond ‘Bello’. De foto is een waarneming, de hond is een werkelijk ding, de overeenkomst is de waarheid.


Wellicht leest u er overheen, maar hier staat iets rudimentairs, waarop de latere ‘godsbewijzen’ van o.a. William Lane Craig, Frank Turek en Al Sharpton zijn gebaseerd, namelijk: “Zonder kennis van het fenomeen herkent men het fenomeen niet”. Volgens Spinoza is dit het ultieme bewijs, dat waarneming geen betrouwbare kennisbron kan zijn. Hij stelt daarom voor om intuïtie en ratio als bron van kennis te nemen.