De eerste godsbewijzen zijn al vanaf het begin van intelligent leven ontstaan in de vorm van verklaringen voor waargenomen gebeurtenissen, zoals het bestaan van dag en nacht, de sterrenhemel, verschijningsvorm van water, vuur en omgeving, vreemde geluiden en geritsel uit oerwoud, het nut van leven en doodgaan etc. Kortom, van alles dat door een intelligent wezen kan worden waargenomen. Ik zou hier een uitgebreide opsomming van dergelijke gebeurtenissen, inclusief bron, kunnen geven, maar ik vertrouw de lezer toe, dat hij zich kan voorstellen, dat er ampele voorbeelden te vinden zijn.
Met het ontstaan van de 3 monotheïstische religies Jodendom, Christendom en Islam, vanaf nu door mij de ‘grote drie’ genoemd (hoewel het Jodendom met 14 miljoen gelovigen wereldwijd in vergelijking piepklein is), is er door de aanhangers van deze ‘grote drie’ gezocht naar de bewijzen (lees: rechtvaardiging) voor het aanhangen van juist díe religie. Daarbij was het belangrijk om trouw te zijn aan de tekst van de eerdere getuigenissen van eerdere aanhangers van de betreffende religie, voor zover die voor de godbewijzers en zijn gehoor relevant waren en zijn.
Dat betekent vervolgens dat voor de godsbewijzen geldt, dat ze passen binnen de dan heersende cultuur. Dat dit eigenlijk vrij logisch is, moge volgend voorbeeld hopelijk duidelijk maken:
Als aanhanger van het Boeddhisme zou ik me kunnen druk maken over het bewijs van het bestaan van Boeddha, zonder dat ik me daardoor hoefde te verdiepen in de Mohammedaanse, Christelijke, Joodse of willekeurig welke andere cultuur dan ook. Het is simpelweg genoeg om mijn geloofsgenoten te tonen, dat Boeddha bestaat, dat hij eigenschappen ‘x’ en ‘y’ heeft en gedrag ‘z’ vertoont, door bewijs te tonen, dat mijn geloofsgenoten (kunnen) herkennen. Om het in het absurde te trekken: Als ik een aanhanger van cifysrteroi766s-c zou zijn (de god die de 3e zon vanaf het centrum gerekend in Andromeda schiep, waarop mijn schepper op 7-jarige leeftijd (Andromedaanse zon-jaren, gelijk te stellen aan ‘ongeveer’ 498220 Aardse jaren) 342 planeten en dito manen schiep, het licht zag en vertrok naar een zonnestelsel ongeveer te lokaliseren in het sterrenbeeld Orion) dan zou ik mijn bewijs tot dezelfde aanhangers van mijn god richten, omdat elke willekeurige andere toehoorder niet ingevoerd is in mijn god met de eigenschappen ‘x’ en ‘y’ en het gedrag ‘z’ en me (geschiedenis bewijst dit) niet serieus zou nemen en me zou vervolgen. Marteling en onthoofding zou dan mijn Aardse einde zijn.
Om een goede opsomming van godsbewijs te leveren zal ik me dus (verplicht) moeten beperken tot de lezers, die zich herkennen in de god met karakteristieken x en y en gedrag ‘z’. Wellicht iets te kort door de bocht, maar dit is wat volgens mij over het algemeen alle hier genoemde godsbewijzers denken: “Ik richt me tot mijn gehoor, vind in mijn gehoor uiteraard andersdenkenden, maar mijn eigen achterban zal zich meer aangesproken voelen door de bewijzen die ik lever, omdat ik ze aanspreek op dingen, die ze herkennen, die ze geleerd hebben en die tot hun overtuiging behoren (waarneming, ratio, intuïtie).”
Er is nog een andere zeer gangbare verklaring voor de voorkeur om alleen tot je eigen achterban te spreken en gelijkgestemden op te zoeken. Deze verklaring richt zich op de psychologische behoefte van de mens om sneller te accepteren, wat hij aannemelijk vindt en hem voordeel geeft, dan te accepteren, wat hem niet aanstaat of hem nadeel brengt, de zogenaamde ‘confirmation bias’ (overtuiging fout/voorkeur). Deze oerdrift vindt zijn kiem in de idee, dat een groep gelijkgestemden veilig is en de groep beschermd wordt tegen de omgeving, als bovendien de keuzes over genomen reisroute, te veroveren voer of te voeren beleid overeenstemmen met de gemeenschappelijke moraal.
Voordat we de traditionele godsbewijzen beschrijven hebben we nog één hobbel te nemen, namelijk een overdenking omtrent de wetenschappelijke noodzaak voor bewijs. Er zijn binnen de ‘grote drie’ verschillende stromingen die bepleiten, dat god zich niet laat bewijzen, omdat de godsdienst een invulling is van een persoonlijke behoefte die gerekend wordt tot de persoonlijke levenssfeer. Theoloog des Vaderlands Stefan Paas (de Jong, 2019) zegt bijvoorbeeld: “Je kunt niet over God praten, je kunt wel tot God praten, maar altijd als tweede; God praat eerst met jou. De enige manier waarop we tot God kunnen spreken is te reageren als aangesproken wezens”. Een wetenschapper wil graag een objectiverende methode toepassen om te beschouwen en te beschrijven. De empirische wetenschap behoeft stellingen, die getoetst kunnen worden door reproduceerbare onderzoeken, met een voorspelbare uitkomst. Emanuel Rutten (2014) legt op een mooie manier uit, waarom een godsbewijs onmogelijk is, als god zich beperkt tot de persoonlijke levenssfeer (parafrase door schrijver van een interview, dat Emanuel gaf): “Stel dat je een godsbewijs wil formuleren. Dan zul je eerst moeten afspreken wat je onder god verstaat, om vervolgens redelijke argumenten te vinden die jouw premisse aannemelijk maken die dan vervolgens door wetenschap kan worden geaccepteerd. Als we god gelijkstellen aan een immateriële persoonlijke eerste oorzaak van de kosmos, zullen we dat dus aannemelijk moeten maken. Als je vervolgens zegt, dat god de god is van Abraham Isaac en Jacob, in Jezus gereïncarneerd is, door Jezus leefde op aarde, dat hij door Jezus’ lijden de zonden wegnam, is dan een tweede stap”.
Eenzelfde probleem doet zich voor in de Islam en het Jodendom: Godgeleerden van beide religies stellen zich op het standpunt, dat god niet te omschrijven valt. Ze is onmogelijk af te beelden en een voorstelling is niet mogelijk. Daarom spreekt god in de Islam via de Koran (en dus via de profeet Mohammed) en in het Jodendom via de Thora.
Dit alles stelt me voor een dilemma. We hebben namelijk pleitbezorgers van god nodig, om hun redelijke (=rationele) argumenten te horen, te wegen en te aanvaarden als aannemelijk genoeg om een theorie op te baseren. Maar als theologen bij voorbaat zeggen, dat god niet te bewijzen is, of zelfs niet eens te beschrijven, kunnen we er ook niet wetenschappelijk naar kijken. Dan stopt dus de discussie over de godsbewijzen. Het is vergelijkbaar met het idee, dat iemand naast me op de stoel een klein doosje neerzet en zegt, dat daar een pratende eenhoorn in zit die hem dagelijks toespreekt in antwoord op zijn gebed. Als iemand hem vraagt, of hij het doosje mag bekijken zegt hij “nee, dat kan niet, is mijn persoonlijke doosje”. Als iemand vervolgens vraagt het doosje en de werking te beschrijven zegt hij: “Nee, dat kan niet. Want ik kan niet over het doosje spreken, maar wel tot het doosje”. Spreekt voor zich dat het verzoek om het doosje zelf eens te proberen en te onderzoeken ook afgewezen wordt. Er rest me dan dus niets anders dan het doosje links te laten liggen, het voegt geen waarde aan de wetenschap toe. Ben ik dan nu op een punt gekomen, waar ik moet stoppen en de zoektocht naar het bewijs van god te staken? Nee, maar ik spreek bij dezen af, dat we vertegenwoordigers van deze stroming buiten beschouwing laten. We laten het doosje links liggen!
Als we ons vervolgens concentreren op de ‘rest’, dan leert vooronderzoek ons dat er ruwweg zes verschillende godsbewijzen in omloop zijn. Deze zes bewijzen ‘bewijzen’ het bestaan van god opvallenderwijs niet volgens een bepaalde definitie van god, zoals in de (natuur)wetenschappen normaal gedaan wordt, maar laten een definitie van god impliciet volgen uit de bewijslast, die ze aanvoeren. Een ideaaltype wordt dus niet geconstrueerd. Dat leidt dan logischerwijs tot verschillende definities van god.
Onder de verdedigers van deze godsbewijzen bevinden zich voornamelijk creationisten.
Het creationisme is een stroming binnen ‘de grote drie’, die overtuigd is van de letterlijke interpretatie van de bijbel (Koran, Thora, Evangeliën). De leer (scholastiek) in het ‘creationisme’ gaat dan ook uit van de schepping door god in 6 dagen van hemel en aarde. De aarde is dan ook slechts 5000 jaar oud (hoewel die schatting regelmatig wordt bijgesteld), de mens is een nakomeling van Adam en Eva en de vrouw is geschapen uit een rib van de man. Verder is bij sommige religies in deze groep de Aarde plat, is de mens voorbestemd om te branden in de hel en worden mensen die ‘god is groot roepen’ over het algemeen niet heel erg oud. Voor de godsbewijzen zorgt dit dan ook voor twee verschillende soorten godsbewijs: De op waarneming gebaseerde godsbewijzen (creationisme) en de op kennis en ratio gebaseerde godsbewijzen (waaronder ook de persoonlijke god).