De 6 bekende godbewijzen

6 bekende tegenbewijzen

In dit artikel combineer ik de 6 bekende godbewijzen en 6 bekende tegenbewijzen tot een synthese, een stelling die these en antithese (major en minor premisses) met elkaar verbindt en zodoende een nieuwe major premisse vormt, die aanleiding tot een nieuwe minor premisse vormt. Op die wijze is een synthese functioneel. De discussie stopt niet hier, het is voer voor een nieuwe.
In het kort komt mijn synthese erop neer dat god noodzakelijk is als manifestatie en organisatie van macht en een manier om vorm te geven aan de overlevingsdrang van individuen, gemeenschappen en sociale werelden.

God is noodzakelijk als manifestatie en organisatie van macht en een manier om vorm te geven aan de overlevingsdrang van individuen, gemeenschappen en sociale werelden.

In de these beschrijf ik de godsbewijzen, de motivering van die bewijzen en het door de verdedigers beschreven nut: Een verklaring voor het nut van het bestaan, een bron van vertrouwen en troost, een reden om iets te betekenen. Maar ook een meer letterlijke variant van het godsbewijs: De oorzaak van het heelal en het leven op aarde, de reden dat we zijn zoals we zijn, het centrum van het bestaan en van het heelal. Het feit dat religie in alle mensen, in alle gemeenschappen en op alle werelddelen aanwezig is, maakt het tot een fenomeen dat intrinsiek aan de mens vast zit. Hendrikse (2019) schrijft bijvoorbeeld, dat god alleen daar voorkomt waar mensen zijn. Dieren hebben niets met god.
In de antithese probeerde ik niet alleen de argumenten van de these te weerspreken maar ook om met alternatieve verklaringen te komen voor het in de these uitgesproken nut. Dat levert een complex aan feiten en gedachten op, dat alleen met de gratie van de lezer te verenigen is tot een synthese. Ik bedoel daarmee, dat de gelovige lezer dit gedeelte waarschijnlijk niet leest: u heeft gelezen, dat Jezus als historisch figuur niet bestaat en u las in het voorgaande ook, dat biologie, neurologie en psychologie aanwijzingen geven voor de overtuigingen voor het (niet)bestaan van god vanaf het moment dat de mens in staat is om te redeneren. Ook bij de alternatieve verklaringen voor religie (en geloof) kom ik tot de conclusie, dat zonder religie geen zinnig leven mogelijk is. Het is een onderdeel van de natuur van de mens, zoals een virus of bacterie dat is. Ze zijn er gewoon, met of zonder reden, als resultaat (tussenresultaat) van de evolutie.
Ervan uitgaande, dat god het resultaat van ratio is, wil ik graag de volgende stellingen onderzoeken:
Godsdienst als instrument: Het geloof doet heel veel goeds voor de wereld (positief) versus geloof maakt meer kapot dan je lief is (negatief).
Ik poneer hier eigenlijk dezelfde stelling die Karl Marx (Marx, z.d.) al poneerde in zijn kritiek op de ‘filosofie van het recht’ van Hegel in 1843. In zijn ogen is het tegengaan van dwaling alleen mogelijk, als het geloof in een fantastische hemel wordt weerlegd: ”Het profane bestaan van dwaling wordt gecompromitteerd zodra zijn hemelse oratio pro aris et focis [“spraak voor de altaren en haarden”, d.w.z. voor God en land] is weerlegd. De mens, die alleen de weerspiegeling van zichzelf in de fantastische realiteit van de hemel heeft gevonden, waar hij een superman zocht, zal zich niet langer geneigd voelen om de loutere verschijning van zichzelf, de niet-mens [Unmensch], te vinden, waar hij zijn ware realiteit zoekt en moet zoeken.”. Zijn beroemd geworden uitspraak “religie is opium voor het volk” komt uit ditzelfde artikel: “Religie is de zucht van het onderdrukte wezen, het hart van een harteloze wereld en de ziel van zielloze omstandigheden. Het is de opium voor het volk.”

Als je macht wil hebben in de werkelijke wereld, kun je god als excuus gebruiken om je gezag af te dwingen. Dat leidt vervolgens tot de zogenaamde ‘Convenience religion’, een religie die ontworpen wordt om een groter doel na te streven. We hebben in het ‘Historisch tegenbewijs’ op deze site al aangestipt, hoe dit Constantijn in de kaart moet hebben gespeeld. De vroeg-Christelijke traditie als uitvinding van de geschiedschrijver Lucius Flavius, gepropageerd door Paulus en verder verspreid door de gezanten van Constantijn hebben vruchtbare aarde gevonden in de soldaten, die tegen hun eigen volk tekeergingen, omdat ze die als heidenen beschouwden veroorzaakt door de zorgvuldige indoctrinatie. Een indoctrinatie, die bij kinderen begint en ook bijvoorbeeld in het Duitsland van begin 20e eeuw vruchtbare aarde vindt. Voorbeelden vinden we nu ook nog in kindsoldaten in Afrika en Azië, waarbij de kinderen zelfs zonder problemen hun eigen ouders executeren, als de leider dit van ze vraagt. Uiteraard heb je daarbij genieën nodig, die weten hoe het werkt, zoals Josef Goebbels in Duitsland, of Poetin in Rusland. Daarnaast ook de technologische middelen die dergelijke genieën ter beschikking staan, zoals krant, radio, video, internet, pamfletten, censuur, cinema, economie en uiteraard vuurwapens.

Wat kunnen we doen om dit in betere banen te leiden? Daniel C. Bennett zegt hierop:”Geef les in alle religies op alle scholen en vertel alleen feiten”. Tegelijkertijd is geloof in positieve zin een instrument om mensen aan elkaar te binden. Veel gemeenschappen zijn verbonden door een gemeenschappelijke overtuiging om de medemens te helpen. Moeder Theresa is wellicht niet het beste voorbeeld (financiële constructies die haar zeer vermogend maakten bijvoorbeeld, spreken haar reputatie als weldoenster tegen), maar toch was zij degene die in ons tijdsgewricht wereldwijde armoede op de kaart zette. Daar staat tegenover dat ook bij de niet-gelovigen goedwillende mensen te vinden zijn met vergelijkbare ambities en reputatie. Met andere woorden, je hoeft niet gelovig te zijn om de goede dingen voor de medemens te doen. Een in mijn ogen mooi voorbeeld van een op altruïsme gebaseerde religie is een beweging, die zich niet concentreert op de verwerving van macht: Falung Gong (Li Hongzhi, 2016). Deze organisatie beroept zich op een in China breed gedragen geloof dat de mens het centrum van alles is. De essentie van de mens bestaat in de waarachtigheid, de overtuiging dat alléén met medemensen een duurzame samenleving is op te bouwen, áls deze medemensen zichzelf opgeven voor de medemens en áls daarmee de gemeenschap groeit. Ook bij Falung Gong staat ratio centraal en er is veel overeenkomst te bespeuren met Hegel en Kant in Duitsland tijdens de ‘verlichting’. Helaas zien de Chinese autoriteiten Falung Gong als een inferieure groep (dieren worden beter behandeld), die onderdrukt wordt. De slachtoffers van deze onderdrukking moeten het zwaar ontgelden en niet zelden worden organen verwijderd van levende personen en voor veel geld verhandeld.

God verklaard vanuit biologie, neurologie.

Dat geloof toch nog steeds hardnekkig aanwezig is bij de overgrote meerderheid van de mensen moet in mijn ogen een andere achtergrond hebben, die ik geprobeerd heb aan te stippen in mijn tegenbewijzen. Het NIET bestaan van god mag dan wel onmogelijk aan te tonen zijn, de alternatieve bewijsvoering (god als resultaat van complexe biochemische en door evolutie bepaalde processen) hoop ik in dit artikel aannemelijk gemaakt te hebben. Het door ratio gekidnapte fossiele brein gooit roet in het eten door in de ratio een illusie te laten ontstaan, dat het brein in staat is dit fossiele brein te controleren en te sturen. De natuurlijke door evolutie bepaalde overlevingsmechanismen zijn ons nog steeds de baas. We beseffen het alleen niet meer. Het gekidnapte brein zorgt ervoor dat het denkt een oorzaak te moeten vinden voor alle verschijnselen, die onze overlevingsmechanismen aan de dag leggen. De rituelen, helden, symbolen, verhalen, natuurverschijnselen, die voor het fossiele brein zo ‘logisch onverklaarbaar’ zijn en ook niet relevant voor de overleving van de soort, krijgen in de rationele mens ineens een heel andere betekenis. Voor dieren maakt het niet uit of ze doodgaan of niet. Sterker nog: Ze hebben geen idee. Elke dag sterven miljoenen vliegen, muggen bacteriën, eencelligen, vissen etc, zonder dat de overblijvende dieren rituelen bedenken om ze te gedenken of een vredige uittocht te schenken. Neemt niet weg, dat bij bepaalde diersoorten, de diersoorten die een limbisch hersensysteem hebben ontwikkeld, emoties als rouw, verdriet en plezier aan te wijzen zijn. Ook dat is trouwens zeer moeilijk aannemelijk te maken aangezien de typering van emotie (het indelen in categorieën als ‘verdriet’, ‘angst’, ‘vreugde’, ‘hoop’) een door de mens bedachte subjectieve typering is. Het vermogen van de mens om te typeren, wat hij voelt, de emotie behorende bij bijvoorbeeld affectie, woede, angst of afkeer is mogelijk geworden door de ontwikkeling van het jongste gedeelte van het brein: de cortex. De cortex schermt letterlijk en figuurlijk het fossiele brein af. En dat terwijl het fossiele brein alle prikkels beheert, die de mens in staat stellen te overleven: Licht, geluid, tastzin, affectie, seks, dorst, slaap, honger, agressie, kortom alle prikkels die pas in tweede instantie door ratio kunnen worden beïnvloed. Religie, geloof en de daarmee samenhangende rituelen, symbolen en helden, zijn een uiting van cultuur, gebaseerd op het onvermogen van de mens een verklaring voor het leven te geven. Deze religies waren in het begin van de menselijke geschiedenis weliswaar op elkaar gelijkend, maar in iedere stam (gemeenschap) op verschillende wijzen gepraktiseerd. Hoe komt het dan dat een aantal van deze religies zoals het Christendom en de Islam, zo’n enorme vlucht heeft genomen in de afgelopen 2500 jaar? De belangrijkste oorzaak in mijn ogen is de ontwikkeling van taal, die de evolutie van de mens in een gigantische niet door natuurlijke selectie bij te houden stroomversnelling heeft gebracht. De ontwikkeling in minder dan 10.000 jaar tijd (in evolutionistische begrippen een microseconde) van de landbouw, de exploitatie op grote schaal van economisch schaarse goederen en de handel daarin leidden ertoe, dat de gemeenschappen rationele wijzen van samenwerking moesten ontwikkelen. De ontwikkeling of de “uitvinding” van het schrift, zo’n 5.000 jaar geleden, versnelden dit proces nog meer. Tenslotte heeft de verdere grootschalige verspreiding van de boekdrukkunst en de uitvinding van de drukpers in de 15e eeuw de verspreiding van kennis een enorme versnelling gegeven: de reikwijdte van kennis omvatte ineens de hele wereld. In veel steden in Europa en later ook in andere werelddelen ontstond een levendige handel in boeken.

God is nuttig? NEE, noodzakelijk!


De evolutietheorie

In het evolutionisme, beschreven in “The Origin of Species” van Charles Darwin, is een aantal belangrijke grondregels beschreven. Ik stip deze kort aan:

  1. De evolutionisten stellen, dat niets in de (levende) natuur nutteloos is. Met andere woorden, alles in de natuur gedraagt zich volgens het nuttige, namelijk, de overleving van de soort. Als bewijs geldt, dat soorten niet zouden bestaan als bovenstaand axioma niet geldig is, vanwege de tijdelijkheid van alles om ons heen.
  2. De overleving van de soort is geborgd, doordat de natuur selectief is. Zwakke specimen sterven uit, planten zich niet voort en door deze selectiviteit ontstaat als vanzelf de potentie van de soort om zich aan zijn omgeving aan te passen. Daartoe is variatie binnen de soort randvoorwaardelijk.
  3. Variatie binnen de soort is mogelijk volgens 2 mechanismes: 1) ‘Spontane’ mutaties en 2) (geslachtelijke) voortplanting of kruising.
    • – Spontane mutaties zijn veranderingen die spontaan en willekeurig in de loop der tijd binnen levende organismes ontstaan, veroorzaakt door allerlei factoren (ziektes, straling, voeding etc.). Deze mutaties zorgen ervoor dat de soort zich in oneindige gradaties verhoudt tot zijn omgeving.
    • – (Geslachtelijke) voortplanting of kruising is het mechanisme in de natuur dat bijdraagt aan de oneindige variëteit binnen en tussen soorten en verloopt voornamelijk door een mengeling van eigenschappen van twee individuen in de eigenschappen van de nakomelingen.

Bovenstaande is aldus verantwoordelijk voor de enorme verscheidenheid in de natuur. De verscheidenheid is zo enorm groot, dat we bijvoorbeeld in irisscan en gezichtsherkenningssoftware zeer betrouwbare identificatiemiddelen hebben gevonden. Om andere voorbeelden te noemen. In een warm klimaat hebben organismes bescherming tegen zon en warmte ontwikkeld, in waterarme gebieden middelen om zuinig met water om te gaan (bijvoorbeeld de wijze waarop cactussen de schaarse waterhoeveelheid optimaal benutten) en in zuurstofarme gebieden hebben organismes mechanismes ontwikkeld om zuurstof uit andere middelen te betrekken. Voorbeelden zijn overal te vinden. Deze mutaties over tijd vinden in verschillende tempi plaats. Een bacterie bijvoorbeeld muteert in een voor de mens zichtbaar tempo (bijvoorbeeld resistentie tegen antibiotica) en andere soorten muteren in een eindeloos traag tempo, dat nauwelijks is waar te nemen (de mens bijvoorbeeld). Evolutiebiologen zien een correlatie tussen grootte van het organisme, concentratie/aantallen, gemiddelde voortplantingsleeftijd en de snelheid van mutatie tot een significant veranderde soort. Sommige soorten evolueren langzamer dan de mate waarin de mens de omgeving verandert. Een mooi voorbeeld hiervan is de evolutie van de mot. Dit beestje heeft zich nog niet aan de uitvinding van vuur (en kunstlicht) kunnen aanpassen (hij blijft voortdurend in kaarsvlammen vliegen) en zal dus in de loop van de tijd muteren tot een soort, die dat niet meer doet, of uitsterven… Maar even zo mooi is de traagheid van de evolutie van de mens, waarin ‘primitieve’ driften, die vroeger een doel dienden, ons nu behoorlijk in de weg zitten. De driften verdwijnen pas over enkele miljoenen jaren (volgens de principes van natuurlijke selectie) terwijl de enorme kracht van de laatste evolutie van de mens (de ontwikkeling van taal) daar geen verandering in aan kan brengen. Met andere woorden, we slaan mekaar nog steeds de kop in, maar nu met technologische middelen, die dus effectiever, massaler en drastischer zijn. Misschien wordt de menselijke soort dus dit keer niet door een meteoor maar door menselijke drift vernietigd.
Hoewel Darwin zich met name concentreerde op de levende natuur, gelden in principe dezelfde regels ook voor de niet-levende natuur als men tenminste de idee van ‘voortplanting en mutatie’ op een abstracter niveau beschouwt. Spinoza zag in de 17e eeuw al, dat in wezen de levende en niet-levende natuur dezelfde wetten volgen. Vandaar ook dat ik het principe van ‘natuurlijke selectie’ uitbreid naar de niet-levende natuur en op verschillende niveaus beschouw: Beginnen we bij het (voor ons) grootste, namelijk de universums, dan gedraagt alles zich in die universums volgens regels. En afpellend tot aan uiteindelijk (het voor ons op dit moment bekende) kleinste, namelijk het Higgs deeltje, blijven dezelfde regels van toepassing, zo blijkt uit recent onderzoek door o.a. Stephen Hawking (2018). Er ontstaat een oneindige regressie van gedrag en eigenschappen. Op al deze niveaus bestaat dit alles omdat het niet zou bestaan als de regels inconsistent zijn en door willekeur worden bepaald: Door de tijdelijkheid is er op enig moment alleen maar iets, als het zich in de tijd heeft kunnen handhaven. En dit handhaven kan alleen maar als het zich heeft gedragen volgens universele regels.
Ik hoop dat u me tot hier heeft kunnen volgen, want de combinatie levende en niet-levende natuur, mits ontdaan van het (door mensen gepercipieerde) onderscheid is volgens Spinoza de volledige natuur en die stelt hij gelijk aan god.
Ik zou dit hele artikel aan Spinoza kunnen wijden, maar voor een verklaring van het nut van god zullen we echt verder moeten kijken in de tijd. De tijd van de verlichting (ruwweg van 1650 tot 1900) was weliswaar een enorme smeltkroes van wetenschappers (Spinoza, Descartes, Kant, Hegel, Feuerbach, Weber, et cetera), die zich allemaal in meerdere en mindere mate bezighielden met de betekenis van geloof in het algemeen en het Christendom in het bijzonder, maar in de daaropvolgende era is zeker nog veel meer te vinden, dat als voer voor gedachtes kan dienen. Wat voor dit betoog belangrijk is, is dat de toegang tot kennis van over de hele wereld veel gemakkelijker werd door de uitvinding van de boekdrukkunst en de ratio van de mens een centrale plaats in de wetenschap kreeg: Bibliotheken verzamelden werk van wetenschappers over de hele wereld, de fysica (wetenschap van de natuur) floreerde en materiaal over godsdienst en geloof was door de vertaling van de bijbel in het Duits door Luther een eeuw daarvoor niet langer alleen aan de geestelijken en latinisten voorbehouden.

De 6 bekende godbewijzen

6 bekende tegenbewijzen